"De bedrukten" van Delphine Lecompte

7 juli 2021

Delphine Lecompte is museumdichter bij Musea Brugge. Ze laat zich inspireren door een kunstwerk in de musea en schrijft er vervolgens een gedicht over. Zoals hier met "De bedrukten" van Frank Brangwyn.

De kleurrijke bedrukten en de vale gezagsdragers

Waarom heb je De Bedrukten zo kleurrijk gemaakt, Frank Brangwyn?

Het klopt niet, maar kunst moet niet kloppen

En ik hoop dan ook ten zeerste dat dit gedicht rammelt, hinkt, hikt, niest, en stuiptrekt

Want kunst is slijm en kots en geweld en somberte en wonden in vol ornaat

Het zijn vreemde bedrukten, jouw theatrale mismoedige verschoppelingen Frank

Een draagt een blinddoek alsof hij een spelletje speelt, de kleinste en de verste

En de anderen hebben gesloten ogen, al spelen er een of twee mogelijks vals

Valsspelen is een kunst wanneer je een gehavende zwerver bent

De honden spelen mee, ze blinken uit in smerige veerkracht en trotse magerte.

Nu sta ik stil in de Blinde Ezelstraat en ik denk aan je bevlogenheid Frank, je engagement

Ik kan daar een puntje aan zuigen, maar ik had je graag gekend

Klinkklare onzin!

Liever had ik je ontschorsers en maaiers en dronkaards en ververs en oude herders

En knoestige schoenmakers ontmoet, en graag was ik verliefd geworden op je orgelspeler

En op je meest empathische meest sierlijke veel te hartstochtelijke Simon van Cyrene

Je zagers, je leerlooiers, je spoorwegwerkers, ik kan ze nog steeds beminnen

En jij op de schoot van je aristocratische vader in een groot knus huis met uitzicht op Brugse wolken

Heeft je vader je ingeprent dat je bevoorrecht was en dat je het moest opnemen voor de paria’s

Of was hij korzelig en vaak afwezig, flikflooiend met een of andere wulpse gravin,

Bobijnster, vrouwelijke zeerover, of mandenweefster?

Ik ben een gravin, maar ik ben ook een bobijnster, een vrouwelijke zeerover, en een mandenweefster

In deze eeuw kan alles en dus werd ik geboren met een zilveren lepeltje

Maar het zilveren lepeltje werd me afgepakt en toen was ik een wolfskind in De Panne

Ik kwam terecht in de klauwen van de boeman van de duinen, en de veelgeplaagde

Ezeldrijver en de pedofiele tuinman deden er een schep bovenop

Maar zij waren niet de echte schurken, Frank

De echte gangsters en onverlaten waren de vale gezagsdragers die villa’s

En lunaparken wilden neerploffen op mijn speelterrein

‘They paved paradise to put up a parking lot.’

Mijn grootouders woonden ook in een villa maar zij waren anders

Zij waren gul en onorthodox en ze gaven geld en boeken van Horatius

Aan verarmde zadelmakers, klappertandende fazantenjagers, en bipolaire garnalenpellers

Mijn grootvader kwam uit een familie van spoorwegsukkelaars en strontrapers

Als kind hield ik vooral van mijn grootvader en in mindere mate van mijn frigide grootmoeder

Ik hield van zijn bulderende uitbundige bevliegingen, van zijn weelderige wapperende

Haren, van zijn hilarische petomanische serenades, en van de wauwelende dronken beloftes

Die hij maakte: morgen krijg je een pluchen zeehond, een skatebord, een communielam,

Een schildpadkam, een turkooizen toilettas, en een videospelletje van King Kong

Maar ik wilde geen spullen, de bevliegingen en de haren en de serenades en de beloftes waren

Mijn rijkdom Frank, hij leerde me schrijven: er was eens een reus, hij was sterk maar niet gelukkig.

Het wolfskind stierf en ik lag plots te beven op een brancard

Niet plots, er was een aanloop en een aanleiding

In het gekkenhuis werd ik behandeld als een gevallen kindsterretje

De bleke pornoster en de versleten ex-bokser kochten pinguïns en kersenbonbons voor mij

De hoofdverpleegster nam de kersenbonbons in beslag omdat er alcohol in zat

Op kerstavond won ik een scrabblespelletje met het woord ‘HAVER’

Mijn tegenstanders waren de sadistische nachtverpleger en de melancholische baggeraar

Die laatste leeft niet meer, hij pleegde zelfmoord met plastic bestek in de isolatiecel

Hij kon het niet verkroppen dat zijn vrouw verliefd was geworden op een joviale parkietenkweker.

Ook na het gekkenhuis bleef ik wrakkig en sukkelachtig Frank

Ik stond op een ladder in de zuivelafdeling van een sinistere supermarkt

Ik was dromerig en traag en de bullenbakbaas noemde me treiterend Speedy Gonzalez

Ik haalde mijn schouders op en na het werk schreef ik hartstochtelijke brieven

Naar een rockster uit Cardiff maar ik kreeg nooit een brief terug

Ik at veel pudding en pickleschips, en af en toe bekeek ik een horrorfilm

De eenzaamheid was om te snijden, al weet ik niet of dat wordt gezegd van eenzaamheid

Mijn buur luisterde elke nacht Bulgaarse roofvogeltemmers af, hij had een zoemende installatie

Hij dronk grote hoeveelheden rum in tandenborstelbekers met Teletubbies en teckels

Vooral teckels die hem moesten beschermen, maar op Driekoningen 2005 viel hij van de trap

Dood leek hij beledigd maar niet verrast Frank

Hij zag eruit alsof hij nog een appeltje wilde schillen met zijn plaaggeesten.

Ik kreeg af en toe bezoek van een achterlijke bakkersknecht

Hij maakte alles nog veel erger, hij eiste seks van mij en hij gaf me

Ongevraagd een ontzettend onvriendelijke kater

Mijn moeder ontfermde zich over de kater

Hij was een soort zoon voor haar

Tegen mij zei ze: ‘Je bent raar, herpak je.’

Ik heb me herpakt Frank

Maar eerst heb ik nog een tijdje rondgezworven.

Daar heb ik geen spijt van, wel integendeel

Ik ontmoette de prachtige gekromde gewonde verbeten vernederde gemarginaliseerde

Antihelden en nomaden van je harde tekeningen en je tropische schilderijen

Ze waren mooi en geknakt Frank, bedankt dat je ze een eeuw geleden al in de bloemetjes

Hebt gezet, dat is werk gespaard voor mij en een mens laaft zich sowieso liever

Aan een bekoorlijke tekening of liefelijk schilderij dan aan een wanstaltige tekst

Vermomd als modern gedicht.

Gedicht2 Delphine Lecompte Brangwyn bedrukten