Connie Palmen ligt mij.
“Voornamelijk vrouwen” is een verzameling essays over – je raadt het al – voornamelijk vrouwen. De inhoudstafel aan het begin van het boek verklapt al over wie Connie Palmen het zal hebben. Ik zag er een paar – voor mij - bekende (Virginia Woolf, Sylvia Plath, Philip Roth, Marilyn Monroe, Marguerite Duras, Olivia Laing*), vaag bekende (Joan Didion en Patricia Highsmith) en ronduit onbekende namen (Vivian Gornick, Janet Malcolm, Lola en Jane Bowles) staan.
Met 50-50 aan bekenden versus (vage) onbekenden had ik mijn twijfels of het mij wel zou kunnen boeien, maar de bedenking dat ik eerder ook al enorm genoten had van Palmens “Jij zegt het”, dat over de relatie tussen Sylvia Plath en Ted Hughes gaat terwijl ik daar toen zelf ook nauwelijks iets over wist, trok me over de schreef.
Een halve pagina ver in het eerste essay (over Virginia Woolf) wreef ik al in mijn handen: “Dit wordt hier weer goed!” Een paar essays verder (in dat over Janet Malcolm) beschrijft Palmen hoe ze zo’n gebeurtenis zelf ervaart: “Zodra ik zeker weet dat een boek bij me hoort, en dat weet ik soms na het lezen van de openingszin, meestal na het lezen van enkele passages, zodra een schrijver me heeft veroverd, zo voelt dat, schrijf ik op de binnenkant van de achterflap de datum waarop ik met lezen begon. Het is de bekrachtiging van een verhouding die, zoals alle verhoudingen, begint met een vorm van toe-eigening.”
Connie Palmen ligt mij. Ik hou van wat ze schrijft, hoe ze het schrijft. Haar voorliefde voor het tegendraadse. De verdediging van en bewondering voor de unieke, artistieke identiteit. De problematiek van de buitenstaander. De ideeën over het schrijverschap. Het heeft me allemaal mateloos geboeid, ook al schreef ze soms over mensen die ik van toeten noch blazen kende.
Al moest ik bij het essay over Lola vaststellen dat ik die eigenlijk in het rijtje van bekenden had moeten vermelden: Lola van The Kinks, Lola “who walked like a woman, but talked like a man”. Het essay waarin Palmen het had over genderidentiteit en een lans breekt voor de fictie: “Fictie kenmerkt zich door waarheid en leugen in elkaar te laten overvloeien, door verbindingen te leggen tussen gescheiden werelden, bruggen te slaan tussen overzijden. Fictie is geen leugen, het is niet de tegenhanger van de waarheid, maar het vehikel ervan. Fictie is het al dan niet kunstzinnige maakwerk, onze bedachte en onechte omhulsels, de namen waarmee we ons sieren, de kostuums en maskers waarmee we juist een echt deel van onszelf tevoorschijn halen en aan anderen tonen, een verborgen aspect van onze persoonlijkheid, dat alleen door het artificiële zichtbaar wordt.”
Och ja. Ik kan blijven citeren. “Voornamelijk vrouwen” staat boordevol interessante gedachten. Lees het vooral zelf eens.
*Olivia Laing zou ik twee weken eerder nog vermeld hebben bij de “ronduit onbekenden”, ware het niet dat een vriend mij haar “De eenzame stad. Over de kunst van het alleen-zijn.” aangeraden had en ik dat boek net uit had toen ik aan “Voornamelijk vrouwen” begon. Een ongelooflijk toevallig, maar voor de rest toch totaal oninteressant fait divers dat ik hier nu desondanks toch vermeld omdat “De eenzame stad” op zijn beurt simpelweg ook een fantastisch boek is dat ik jullie wil aanraden. (Connie Palmen beaamt dat overigens volledig in haar essay over Laing.)
Synopsis
In een intieme verzameling essays gaat Conny Palmen in gesprek met (overwegend) schrijfsters: Virginia Woolf, Sylvia Plath, Joan Didion, Vivian Gornick, Janet Malcolm, Olivia Laing, Lola, Marilyn Monroe, Marguerite Duras, Jane Bowles, Patricia Highsmith en één schrijver Philip Roth.