Bart Madou
Leestip van Bart Madou
… cortesia, een bepaalde 'hoffelijkheid' die je moet opbrengen bij het lezen van een boek. (G. Steiner)

Habemus papam!

25 september 2025

Eerst iets over de excentrieke schrijver, Baron Corvo, pseudoniem van Frederick Rolfe. Wie was hij? Vooral zijn laatste losbandige levensjaren en zijn avontuurtjes met jonge schandknapen in Venetië spreken tot de verbeelding (‘… terwijl mijn voorkeur uitging naar die van 16, 17, 18 en wat al iets groter is. (…) Maar een groot en geil jong lichaam verschaft mij alles wat ik wil. De lang gespierde benen buigen zich wijd om mijn dijen te omklemmen.’ Enzovoort, enzovoort …– Rolfe in een brief aan een ‘Waarde F.’ – Brieven uit Venetië, blz. 43). Dat neemt niet weg dat Rolfe het grootste deel van zijn leven in het Verenigd Koninkrijk doorbracht, een leven in armoede, vernedering, en opgelicht worden. Pas in 1908 komt hij in Venetië terecht, hij is dan 48 jaar en zou er nog vijf jaar (over)leven en er ‘de kleurrijkste periode van zijn leven’ (G. Meijsing) meemaken, meestal volkomen berooid en vaak verplicht de dag en de nacht in openlucht door te brengen. Zijn roman Hadrianus VII voltooide hij in 1904 en hierin rekent hij hard af met zijn kwelduivels van de voorbije jaren. Hadrianus VII is zeer autobiografisch, alle in de roman voorkomende personen en instellingen hebben echt bestaan, alleen de naam werd (vaak lichtjes) gewijzigd.

De roman bestaat uit 24 hoofdstukken, voorafgegaan door een bijzonder lange proloog, een zgn. ‘prooimion’, waarin we een lang gesprek meemaken tussen de hoofdpersoon George Rose (Rolfe) met een bisschop en een cardinaal (Rolfe had een voorkeur voor archaïserende vormen, wat hij – en de vertalers – dan ook consequent hebben toegepast doorheen de hele roman: catholliek, critisch, cardinalen enz.)

De eerste zin geeft al een goed beeld van Rose: ‘Zijn geest was moe en uitgeput door jaren van teleurgestelde hoop, van eenzaamheid, van onbeloonde arbeid.’ Na het ontvangen van de eerste wijding leeft hij teruggetrokken als een onvervalste misantroop en spreekt met niemand behalve met Flavio, zijn kat. ‘Deze wereld wordt geteisterd door ontelbare onvolgroeide onbenullen en slecht opgevoede onbehouwen…‘… mijn medestudenten, voor het merendeel puberale lummels, baldadige bastaardzonen, schreeuwerige plat pratende neuzelaars’. Het onverwacht bezoek van de twee kerkleiders is bedoeld om Rose weer op het rechte pad te brengen en hem naar een volwaardig priesterschap te leiden. Het gesprek verloopt moeizaam en Rose spaart zijn sarcastische en vaak cynische uitvallen niet, de twee bezoekers ondergaan nederig de verwijten aan hen en aan de hele ‘Catholieke’ kerk en vragen zich nadien onder elkaar af wat zij van deze man nu moeten denken: ‘Inderdaad, wat een hoogst eigenaardige, wat een hoogst onbegrijpelijke man! Zijn heidense opvattingen, zijn ongegeneerdheid en zijn woordkeuze vind ik natuurlijk verwerpelijk, en evenzeer zijn neiging om anderen de wet voor te schrijven; en hij heeft een werkelijk droevig gebrek aan nederigheid.

Toch zijn ze tot een vergelijk gekomen, Rose ontvangt in één ruk de vier laatste wijdingen voor het priesterschap na een uitgebreide biecht die vaak hilarische trekjes vertoont. ‘Heb je je naaste lief?’ ‘Nee, eerlijk gezegd verafschuw ik hem; en haar. Laat mij het uitleggen. (…) maar tegenover mezelf heb ik slechts minachting voor mijzelf.’

En na 75 bladzijden begint dus hoofdstuk I en wel in medias res: de verkiezing van een nieuwe paus. Eerst geeft Rolfe de journalisten een flinke veeg uit de pan (‘Voeg hierbij een gebrek aan intuïtief inlevingsvermogen en aan historische kennis van hun onderwerp’.), waarna wij aanwezig zijn bij de archaïsche geplogenheden van het conclaaf en het gekonkelfoes tussen de kardinalen onderling. Rolfe weet het allemaal heel ironisch te beschrijven. Als men er na de zoveelste slaapverwekkende stemronde niet uit raakt, komt de Engelse kardinaal Courtleigh, dezelfde die George Rose in de proloog opgezocht heeft, met een lumineus idee: hij nodigt zijn vers benoemde kapelaan uit om naar Rome te komen.

En dan gebeurt het, George is nog meer verwonderd dan de lezer, wanneer hij in een soort Italiaans Latijn hoort zeggen ‘Eerwaarde Heer, het heilige College heeft U gekozen tot Opvolger van de Heilige Petrus. Bent u bereid het Pontificaat te aanvaarden?’ Is dat tot hem gericht? Ja, tot hem, tot hém! De vraag wordt herhaald. ‘Hij haalde één keer langzaam en diep adem: kruiste zijn rechterarm op zijn borst over de linker: transmuteerde in een personage van een historisch schouwspel, en antwoordde ‘ik ben bereid’. En welke pausennaam wil hij dragen? Tegen de suggestie in van enkele kardinalen (niet liever Leo, Pius of Gregorius?) antwoordt hij zonder aarzelen: Hadrianus de Zevende.

Het volgende hoofdstuk – het vierde – begint met de volgende zin: ‘Nu gebeurden de dingen vlug’. En dat is niet gelogen, want ‘Het dierbare, bedachtzame Rome was stomweg verbijsterd door een Paus die ‘Morgen’ zei en ‘Morgen’ bedoelde’. En inderdaad, Hadrianus lapt alle tradities en rituelen aan zijn laars en begeeft zich zelfs te voet naar Sint-Jan van Lateranen om er officieel gekroond te worden, Hij, de ‘Bisschop van Rome in daad en geschrift, en de opperste Pontifex der gehele kerk’.

De nog aanwezige kardinalen zien het allemaal met veel leed en weinig vermaak aan (‘In het paleis heerste opschudding. Cardinalen en hun gevolg kwaakten en kakelden en piepten en gromden in stille hoekjes.’) Vanaf nu spreekt (en denkt) Hadrianus ook in de pluralis majestatis. ‘Wij zijn juist van zins om Ons in die mate te bevrijden van wereldse zorgen dat Wij Ons met onverdeelde aandacht kunnen wijden aan Ons Apostolaat.’ Hij benoemt zijn eigen mensen - twee jeugdvrienden uit Engeland - als tussenpersoon tussen hem en de traditionele pauselijke dienaars, en hij verhuist naar de hoogste etage in een zo sober mogelijk ingerichte kamer. ‘Onthoud dat alles eenvoudig en zonder opsmuk moet blijven.’

Nadat paus Hadrianus aan de leden van curie tal van eigen(zinnige) verordeningen heeft doorgegeven, trekt hij zich terug in zijn buitenverblijf in Castel Gandolfo, waarbij hij ook kardinaal Courtleigh uitnodigt hem te vergezellen. Eens ter plaatse spelt hij hem stevig de les over de wanpraktijken van de Engelse katholieke priesters. Zes stuivers vragen om een plaatsje op een bank te bekomen voor de Middernachtmis, zogenaamd om het gespuis en de niet-gelovigen buiten te houden! Hoe durven ze. De kardinaal verdedigt zichzelf en zijn priesters zo goed hij kan maar de paus is niet op zijn mondje gevallen en slingert hem bitsige antwoorden toe. ‘… maar u krijgt subsidies. U bedoelt dat ze karig zijn. Maar kerkbanken verhuren is afschuwelijk: dat zijn kerkbanken trouwens ook. Schaf ze beide af.’ Maar in cauda venenum: wat heeft de kardinaal ertoe gebracht om hem, George Roose, naar voor te schuiven voor het ambt van paus? En hoe is dat verlopen? Hoe reageerden zijn collega’s kardinalen op zijn suggestie? Blijkt dat geen enkele kardinaal zijn stemgedrag nog wou veranderen en eens in dat slop: ‘Kortom, ik voelde mij onweerstaanbaar bewogen om Uwe Heiligheid voor te dragen.

En het staat letterlijk in de tekst: Hadrianus wordt aangetrokken door bijzondere verschijnselen en subtiel tussen de regels door blijkt dat hij – net als Rolfe zelf – ook sterk geboeid is door de lichamelijke schoonheid van vooral jonge knapen: ‘De eerwaarde Semphill, met een witte kortgeknipte kop en het gezicht van een schone, roze schooljongen, …’; bij een beeld van Apoxyomenos: ‘… zich verlustigend in de lenige majesteit van volmaakte verhoudingen. (…) ‘Heiligheid, stelt U Zich dat lichaam en die armen en benen eens voor aan het kruis.’ (blz. 197)

En zo vindt men veel dergelijke voorbeelden tijdens het lezen van de roman. Hadrianus VII vaardigt ook een encycliek Regnum meum uit, waarin hij de klemtoon legt op de Persoonlijke Verantwoordelijkheid van het Individu en de wereldlijke macht van de Roomse Kerk hekelt, een tekst die hij meteen naar de belangrijkste kranten van de wereld stuurt, tot groot ongenoegen van zijn omgeving. Maar de strekking van de encycliek nemen de kardinalen niet: kardinaal Ragna ‘brulde anathemata en vervloekingen en tierde ‘Judas, Judas, dat zal niet geschieden’. In een ogenblik van stilte mauwde Hadrianus koel: ‘Het is geschied: en het zal geschieden.’’

Het pontificaat van Hadrianus betekent een ware stijlbreuk met zijn voorgangers. Zo gaat hij vaak zonder lijfwacht wandelen in de stad. Eens wordt hij bespuwd door een socialist, maar dat laat hij niet zomaar gebeuren, in het gevecht dat daarop volgt deelt de paus rake klappen uit, waarna hij de socialist uitnodigt in zijn pauselijke suite, verneemt dat hij een goudsmid is en hem benoemt tot goudsmid van de Pontificale Anticamera en meteen een crucifix bestelt (naar het voorbeeld van het langgerekte beeld van Apoxyomenos).

Tussendoor verklaart de paus de Eerbiedwaardige Dienaren van God, Koning Albert de Grote, Koning Hendrik IV van Lancaster en Maria Stuart, Koningin en Martelares zalig, drie Engelsen nota bene, maar in datzelfde Engeland wordt er ook een complot tegen hem gesmeed door de vroegere vijanden van George Rose, leden van het Socialistische Liblab-genootschap (Liberal + Labour!). Ze zijn daarbij niet te vies om ene mejuffrouw Kraay (Corvo = kraai!) in te schakelen, een intussen oudere dame die er ooit alles aan gedaan heeft om Rose in haar netten te vangen, maar daar nooit in geslaagd is. Een uitgebreide delegatie met Jerry Sant en inclusief Kraay, vertrekt naar Rome, wordt in audiëntie ontvangen maar keert van een kale reis terug, ze zullen echter hun chantagepogingen niet opgeven.

In Augustus verplaatst de Grootste Dienaar der Dienaren zijn hofhouding tijdelijk naar het paleis aan het Nemeïsche meer. Tijdens een eenzame wandeling wordt hij betrapt door twee meisjes en een jonge knaap (‘… uiterst verfijnd en tenger gebouwd met donkere ogen als sterren en magnifiek getekende wenkbrauwen…’) – twee prinsesjes en een prins zo blijkt, die samen met hun gouvernantes tijdens een picknick op het aangrenzende domein van het (rechte) pad afgedwaald zijn. Hadrianus gelooft niet wat hij ziet en moet zijn tranen bedwingen, hij vlucht weg, volledig van de kaart door die onverwachtse jeugdige schoonheid: ‘De zuivere en levendige openhartigheid, de delicate proporties, de pure huidskleur wekten in Hem het verlangen om te bezitten (…) Hij, de Hoogste van Gods Dienaren, lag neer voor de engelachtige majesteit van het Kind.’

Wanneer de oude keizer Frans Jozef I van de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije sterft – Rolfe plaatst zijn roman in de toekomst! –, en de Italiaanse ambassadeur aan het Engelse hof, kardinaal Panciera in Rome verschijnt, is dat de gelegenheid bij uitstek voor Hadrianus om de toestand en de mogelijke toekomst van de volkeren van Europa te bespreken.

En daar krijgt hij een uitstekende gelegenheid voor: als de Duitse keizer Willem II op bezoek is bij Koning Emanuel van Italië, maakt die eerste er gebruik van om ook de paus te ontmoeten. De gesprekslui draaien eerst wat rond de pot, maar dan wil Willem II de mening van Hadrianus weten over zijn probleem. Hij wil namelijk de Oostenrijkers opnemen in zijn Duitse rijk (en nog veel meer volkeren, zo blijkt achteraf), maar vreest felle tegenstand, ja oorlog met Frankrijk en Rusland en ja, waarom zijn de Engelsen zo tegen zijn persoon gekant, hij die toch de kleinzoon van wijlen Queen Victoria is? De paus houdt zich op de vlakte maar zal dan een opmonterende Brief aan de Duitsers schrijven, met op het einde toch een waarschuwing om niet stil te blijven staan: ‘In stilstand wordt wrokkende, verstikkende, verbitterde, ettering uitgebroed. Rotting kan nooit tot tevredenheid leiden, evenmin als staal of bloed’. Maar tezelfdertijd weet hij de Fransen te paaien door het decreet te tekenen van de heiligverklaring van Madame Jeanne de Lys, alias Jeanne d’Arc.

En zie, dan vernemen wij dat de leider van de Liblab Jerry Sant en madam Kraay na de teleurstellende ontvangst bij de paus, de hele tijd in Rome zijn gebleven. Kraay bekeert zich zelfs om in de katholieke aristocratische kringen te infiltreren en wacht geduldig haar beurt af. En ja, tijdens een nachtelijke wandeling door de stad betrapt zij Hadrianus nog zo laat op theevisite bij twee niet onbesproken vrouwen. Maar ook Sant zoekt zijn momentum uit. Hij schrijft een brief aan de paus waarin hij in niet zo bedekte termen zinspeelt op mogelijke chantage en ook Kraay schrijft een liefdesbrief (!), waarin zij Hadrianus-George aan de tijd in Engeland herinnert, ze wil alles voor hem doen, ze biedt zelfs aan om zijn huishoudster te worden. De Apostel van Rome reageert niet op de brieven en dan ziet Jerry Sant zijn kans, hij slaagt erin om in de Catholic Hour een (anoniem) artikel te publiceren onder de titel ‘Vreemde loopbaan van de Paus’, waarin Hadrianus zwartgemaakt wordt door te verwijzen naar zijn niet zo fatsoenlijk verleden in Engeland. ‘Hij werd categorisch verdoemd als verachtelijk, laag-bij-de-gronds, vulgair, abject, minnetjes: alles wat verachting verdiende.

Hadrianus telt weliswaar ‘Een, twee tot aan drieëndertig absolute en weloverwogen leugens, de gratuite of ignorant onjuiste weergave van feiten nog niet meegeteld.’ maar is toch ernstig geschokt en uit zijn lood geslagen.

De dag erop ontbiedt Hadrianus zijn kardinalen. Die dachten natuurlijk dat hij het over het fameuze krantenartikel zou hebben, maar neen, hij kondigt aan dat Hij besloten heeft zich van de schatten van het Vaticaan te ontdoen en van de verkoop ervan een fonds te stichten ‘Het Huishouden van Christus’. Consternatie alom. Naar het einde toe is er toch een kardinaal die langs zijn neus weg het artikel ter sprake brengt en vindt dat er iets aan gedaan moet worden. De paus blijft echter onverstoorbaar en repliceert: ‘… het is niet de Paus Die belasterd is, maar George Arthur Rose.’ Maar in het liblab-kamp vallen er ook slachtoffers. Jerry Sant wordt verweten dat hij mislukt is, hij wordt uit de partij gestoten en aangezien hij de geldschieter van mevrouw Kraay is…

In een laatste verwoede poging probeert Sant met Kraay aan zijn zijde tijdens een audiëntie een astronomische schadevergoeding te eisen van zijne Heiligheid. Als de paus Jerry voor de aap houdt, kan mevrouw Kraay het niet laten en vraagt om even onder vier ogen met zijn Excellentie te mogen spreken. Elk privégesprek is uitgesloten, vindt de paus, tenzij zij bij Hem komt biechten. Wat geschiedt, volgens de gangbare rituelen, maar ‘Vanachter het rooster klonk een jengel… ‘Georgie!’ ‘Mijn kind er is geen Georgie hier, alleen uw Rechter.’ Het enige wat Sant nu nog kan doen, is nog meer laatdunkende artikelen over de Stedehouder van Christus in verschillende kranten laten opnemen, en ook Kraay komt naar buiten met haar relaas over die nacht dat zij de Paus gezien heeft op de thee in gezelschap van twee niet zo fatsoenlijke vrouwspersonen.

Hadrianus lijkt zich nergens aan te storen en blijft erg actief, hij schrijft vellen vol, vernietigt ze, herschrijft en komt ten slotte naar buiten met een Brief aan de Vorsten, waarin hij zich opstelt als bemiddelaar in de wereldse zaken. In die brief bespreekt hij de toestand van het Europese continent en welke natie welke andere best zou annexeren enzovoort. Zo verdeelt de ‘Opperste Scheidsrechter’ de wereld in een Negenvoudig koninkrijk (onder leiding van Duitsland) en het Roomse Rijk (met koning Victor Emanuel van Italië aan het hoofd) en dit vooral ten nadele van Frankrijk en Rusland. Het heeft de paus veel kopbrekens bezorgd en zo kent hij nadien een periode van psychische onrust: ‘Hij was niet lui in de zondige betekenis van het woord. Hij was alleen maar lethargisch, versuft, verstompt, lusteloos: Hij had nergens zin in, behalve om weg te vluchten en rust te vinden.’ Zijn arts weet hem om de drie uur te overladen met een resem geneesmiddelen, en wonder boven wonder: het helpt. ‘Hij zette Zijn pontificale masker op; en richtte Zich van de idealiteit op de realiteit. De landenkwestie schoof Hij terzijde.’ Hadrianus ontbiedt de dichtstbijzijnde kardinalen bij hem om hun vragen en bekommernissen te komen uiten. Vooral de inhoud van de Brief aan de Vorsten komt aan de orde. Maar het kan niet anders, de voorbije artikels in de pers komen ook aan bod en dan gaat Hij open kaart spelen. ‘… en vastbesloten om Zijn doel te bereiken, trok Hij langzaam en veelbetekenend de Pauselijke ring van Zijn wijsvinger en deed hem in Zijn zak. ‘Heren,’ begon Hij op een geheel nieuwe toon, ‘sommigen van U willen George Arthur Rose graag aan de tand voelen?’’ En dan begint George, eerst voorzichtig maar stilaan als een razende (‘Hij slingerde deze woorden als werpspiezen’) aan een lang en luidruchtig pleidooi waarin hij alle punten die hem ten laste werden gelegd naar de prullenmand weet te verwijzen, zelfs de episode met de dames aan de thee bleek een verwisseling van persoon te zijn geweest, een van de kardinalen moet toegeven dat hij het was geweest.

En dan komt de feestdag van Sint-Joris (Saint Georges!) en de verjaardag van één jaar pontificaat. Heel wat ‘Majesteiten, Augustituden en Hoogheden’ zijn present om Hem te feliciteren. Ook de Noordelijke keizer is aanwezig, alleen Victor Emanuel - al generaties lang is de Italiaanse koning de vijand van de paus - is er niet. Maar in een gesprek met keizer Willem weet Hadrianus hoe hij het zou oplossen: ‘Als de Zoon niet tot de Vader wil komen, moet de Vader naar de Zoon gaan’ en hij besluit samen met de keizer (te voet!) naar het paleis van de Italiaanse koning te gaan. De ontvangst is onverwacht hartelijk, de eeuwenoude vete smelt als sneeuw voor de zon en samen gaan ze nu gedrieën (weer te voet!) en omringd door een schare buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders naar het Vaticaan voor het vervolg van de festiviteiten.

Plots springt er echter een in het zwarte geklede figuur vanuit het volk naar voor en schiet met een pistool de paus in de borst, die bloedend neerzijgt. De man wordt gegrepen, maar de stervende Hadrianus roept hem bij Zich en schenkt hem vergiffenis. Het blijkt niemand minder dan de liblabber Jerry Sant te zijn. ‘De wereld weende, zuchtte, snoot haar neus; en voelde een enorme opluchting.’

Frederick Rolfe (Baron Corvo), Hadrianus VII, De Arbeiderspers 1978, 488 blz., vertaald door Joyce & Co (Geerten Maria Meijsing & Keith Snell)

Frederick Rolfe (Baron Corvo), Brieven uit Venetië, Veen Uitgevers, 1986, 96 blz., vertaald door Geerten Maria Meijsing

Bart Madou
Leestip van Bart Madou
… cortesia, een bepaalde 'hoffelijkheid' die je moet opbrengen bij het lezen van een boek. (G. Steiner)

Titel:
Hadrianus VII
Auteur:
Frederick Rolfe (Baron Corvo)
# pagina's:
488
Aanbevolen voor:
hilarisch,
kleurrijk,
verrassend

Gerelateerde leestips